Lode Tibos, Patricia Hiele en de megalithische cultuur
Essay van Prof. H. Dethier (Faculteit Letteren en Wijsbegeerte VUB)
tergelegenheid van de expositie in Galerij Visage te Tremelo 1999.
Lode Tibos en Patricia Hiele, beeldhouwers van de rurale geheimen en stenen vol mystiek, associeer ik met de aanvang van de grote
megalithische culturen en met Stonehenge vooral. Men heeft, volgens de laatste theorieën, met de bouw van Stonehenge een aanvang gemaakt op hetzelfde ogenblik dat de beschaving ontstond in Soemerië en Egypte.
In Bretagne zijn er trouwens ganggraven, duizenden jaren ouder dan de piramiden, en treft men kraagsteen gewelven aan die pas veel later, omstreeks 1500 vóór Chr., in Mycene als tholoi zullen verschijnen (wat ergens op beïnvloeding vanuit de westelijke gebieden nabij de oceaan zou wijzen).
Dergelijke gegevens, zijn het die het werk van Lode Tibos en Patricia Hiele, tegen de achtergrond van Stonehenge en het geheel van de megalithische culturen, door associatie zo verbijsterend maken. Vooral wanneer men rekening houdt met het feit dat
Stonehenge, zoals het werk van Lode, een drietal fasen heeft doorlopen.
Stonehenge I: mogelijk voorafgegaan door de oudste van alle monolieten, de Heelstone, die zich buiten het monument bevindt, bestaat uit een cirkelvormige aarden wal, door een gracht omgeven. Zo kan ik me ook deze heilige stenen voorstellen. Vanwaar de naam Heelstone! ook toepasselijk op deze kunstenaars. Omdat de natuur er een hoef- of hielvormige plek uitknaagde? Heeft het te maken met het Indogermaanse woord halja, later hel, dat sloeg op het dodenrijk waaruit, ver erachter dagelijks de zon oprijst? Of is die zon er op een andere manier bij betrokken met haar Griekse, uiteraard ook uit het Indogermaans stammende naam
helios? Is heel een woord dat de eerste bouwers met hun onbekende taal er zelf voor gebruikten? Of is het gewoon de voet, de hiel van de constructie, bekeken door wie er langs de rituele weg naar toe ging?
Stonehenge II: werd eeuwen later geconcipieerd als een dubbele kring van monolieten en dwars hierop een dubbele rij van vijf stenen die de naar de Heelstone gerichte toegangsgalerij vormen.
Honderden jaren nadien bereikt men met Stonehenge III de huidige aanblik. De cirkelvormige buitenwand van 300 meter bestaat uit machtige, rechtopstaande blokken, verbonden door een architraaf. Hierbinnen bevindt zich een concentrische kring van zogenaamde bluestones. Binnen deze tweede steenkring verrijzen vijf enorme trilithons (twee
verticale monolieten met een horizontaal blok erop) in de vorm van een hoefijzer, de open voorkant naar de Heelstone toe. Hierbinnen treffen we een tweede hoefijzer aan, weer uit bluestones opgetrokken.
Beste vrienden, met deze beschrijvingen bevinden we ons haast in de wereld van Lode en Patricia. Ook hun werk werkt op ons in als
oriëntatiepunten en ongehoord ingewikkelde astronomische machines, ondanks hun soms
ontwapenende geometrische, en cartesiaanse eenvoud en zin voor analyse.
Dat is Stonehenge ook volgens professor Hawkings: een indrukwekkende machine om de natuur te observeren. Vooral de kennismaking met de drie bouwfasen bracht hem voorgoed op gang. Het is onmiskenbaar zo dat men op midzomermorgen de zon boven de Heelstone ziet opgaan. Een tweede steen of om het even welk merkteken, gewoon een stok zelfs, ware voldoende opdat de toeschouwer dadelijk een plaats zou vinden om het verschijnsel vanuit de juiste hoek waar te nemen. Reeds bij Stonehenge I was er zo'n
oriëntatiepunt. Indien het slechts om de zonsopgang op één dag van het jaar gaat, overlegde de onderzoeker, waarom dan die voortdurende uitbouw die, zoals men zo goed op een maquette uit het museum van Salisbury kan zien, tot een ongehoord, ingewikkeld "machine-achtig" complex zal leiden?
Ook de indruk die deze verbijsterende beelden ons verschaft, ook hier lijkt het absurd dat de tientallen, over de galerij en tuin verspreide als het ware voor historische steenconstructies, zomaar op goed geluk zouden zijn neergepoot, zonder zinvolle individuele betekenis en structuur.
Bij elke Cromlech die men bijvoorbeeld bij Patricia analyseert, komt duidelijker aan het licht dat elke cirkel, ellips of nog meer afwijkende vorm aan
nauwkeurige mathematische inzichten beantwoordt. In feite constateert men zoals in Stonehenge, dat hier op kosmische schaal aan de Smaragden Tafelen van Hermes Trismegistos gedokterd wordt. Ook hier schijnen de bouwers geen moeite te hebben met de stelling van Pythagoras, ze schijnen nog veel ingewikkelder meetkundige concepten onder de knie te hebben en hun beklijvende constructies zó op te vatten dat zij als astronomische kalenders gebruikt kunnen worden, iets zeer merkwaardigs in dit Tremelose Bretonse Carnak, dat door 21ste eeuwse archeologen op juichkreten onthaald zou kunnen worden.
Maar ook de laat 20ste eeuwse archeologische beschouwer, die wij zijn, zullen deze aangrijpende
mystieke, hyperboreïsche beelden niet doodzwijgen en ons niet onbetuigd laten.
Dit doet de vraag rijzen naar nog veel meer!